Liberation Route

Liberation Route door Beek vertelt het verhaal over de Kloostersteeg.
Liberation Route Europe is een steeds uitbreidende internationale herdenkingsroute door Europa. Plaatselijk kunnen mensen via ‘luisterstenen’ kennis maken met belangrijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden. Ook Beek wordt op deze route aangesloten. In overleg met de gemeente Beek en het Eyewitnessmuseum van Beek is besloten, dat in Beek het mooie verhaal wordt verteld van gebeurtenissen, die plaatsvonden in het nog steeds bestaande huisje Kloostersteeg 3.   

Kloostersteeg 3

In dit huis woonde tijdens de oorlog het gezin Lutgens. Op de zolderkamer verbleef een familielid, Frits Linke. Deze had de Duitse nationaliteit. Na de inlijving van Nederland werd hij opgeroepen voor dienst in de Wehrmacht. Hij ging, maar deserteerde spoedig daarna. Voor deserteurs was er in die dagen maar één straf: de kogel. Daarom dook Frits onder in Roggel, in een plaggenhut achter Hoeve Stokershorst in de Peel.
Een dochter van het echtpaar Lutgens, Agnes, was getrouwd met Mannela Franz, een Sinti. Evenals het ouderlijk gezin Franz trokken ook Mannela en Agnes, met hun twee jonge kinderen, in een woonwagen van kermis naar kermis. In augustus 1943 kregen alle woonwagenbewoners een trekverbod. Zij werden verplicht zich te vestigen op een verzamelkamp, of om hun wagen te verruilen voor een vaste woning in een huis. De heer Franz senior slaagde erin om toestemming te krijgen zich met zijn wagen te vestigen in een weiland aan de Stegen in Beek. Zij zoon Mannela betrok met vrouw en kinderen de zolderkamer van Kloostersteeg 3, die was vrijgekomen doordat de vorige bewoner, Frits Linke, was ondergedoken.

Op 16 mei 1944 vond de landelijke razzia op ‘zigeuners’ plaats. De familie Franz aan de Stegen werd om vier uur in de nacht gearresteerd door de Beekse politie, en later naar Westerbork overgebracht. Een half uur na de overval op zijn ouders, broers en zussen werd op de deur van Kloostersteeg 3 gebonsd waar Mannela verbleef. Zijn vrouw Agnes en haar zusje waren als eersten bij de deur. Agnes wist de beide Beekse agenten aan de praat te houden, terwijl haar zus Mannela waarschuwde. Deze kon in nachtkleren ontsnappen uit het zolderraam. Het bewuste raampje is nog te zien in de achtergevel van de woning. Mannela leende in Beek bij vrienden een fiets, en zocht en vond onderdak bij Frits Linke, in diens plaggenhut in de Peel. Zo overleefden Mannela en Frits samen de oorlog.

Na de oorlog werd Frits, als Duitser, geïnterneerd in een kamp voor vijandelijke staatsburgers te Sluis (Zeeland). Hij ervoer dit –terecht- als onrechtvaardig. Daarom ontvluchtte hij uit het interneringskamp. Op 25 januari 1946 werd hij door de politie van Roermond opnieuw gearresteerd, en teruggebracht naar het kamp.

De bevrijding van Beek en de zigeunervervolging, het hele verhaal op de luistersteen van de Liberation Route

17 september 1944. De eerste Amerikaanse tank van de divisie Hell on Wheels rijdt de steile Adsteeg af en dendert Beek binnen. Beek is bevrijd na een bezetting van vier jaar en vier maanden.
Enkele uren later zijn mensen in Beek getuige van een vreemd schouwspel op de Rijksweg. Een bleke jongeman danst over de straat, gevolgd door een steeds in omvang toenemende stoet jongeren. In de glanzende lange zwarte haren van de danser is een reuzengrote oranje strik bevestigd. Hij wordt het middelpunt van een spontaan feest. Het is Franz Kanarek, een joodse jongen. Op 25 augustus 1942 had hij zich, evenals de meeste andere joden uit Limburg, moeten melden in een schoolgebouw in Maastricht, zogenaamd om gekeurd te worden voor arbeidsverruimende maatregelen in het oosten. Nadat een veldwachter hem persoonlijk een dag eerder de dwingende ‘Oproeping’ hiertoe had overhandigd, was hij spoorloos verdwenen uit Beek. Hij had een afscheidbrief achtergelaten voor zijn ouders, dat hij naar Zwitserland was gevlucht. In werkelijkheid had een groep vrienden voor hem hals over kop een schuilplaats ingericht op de zolder van Sigarenfabriek Hennekens, honderd meter van zijn huis. Daar had hij 25 maanden verbleven. Hij had gezworen, dat er geen schaar aan zijn haren zou komen tot hij weer vrij in Beek over straat kon lopen. Daarom golfden zijn zwarte haren tot aan zijn taille.

Het dorp dat hij terugzag, was niet meer hetzelfde Beek als vóór zijn onderduik.  Bij het grote bombardement van 5 oktober 1942 door de RAF betreurde het buurdorp Geleen tachtig dodelijke slachtoffers. In Beek was slechts één dode, maar veel gebouwen in het centrum waren vernield of beschadigd. Tien van de 26 joodse inwoners van Beek, allen goede bekenden van Franz, waren weggevoerd en kwamen niet meer terug.

Een paar maanden vóór de bevrijding had zich nog iets bijzonders afgespeeld. In de schaduw van de jodenvervolging hadden de nazi’s ook maatregelen genomen tegen een andere groep mensen: de Sinti. Men noemde hen zigeuners. In de eerste jaren van de oorlog werden zij vooral gediscrimineerd door de Nederlandse overheid, omdat zij asociaal of crimineel heetten te zijn. In het midden van 1943 hadden de Duitsers de vervolging overgenomen. Vanaf 3 augustus hadden alle woonwagenbewoners een trekverbod gekregen.

De grote familie Franz, een Sinti-gezin, was goed bekend in Beek. Het gezin verdiende de kost met muziek maken op kermissen, met het geven van voorstellingen met een marionettentheater en met handel in paarden en garnituren. Johann Franz had zich, toen het trekverbod inging, aanvankelijk gedwongen gevestigd op het verzamelkamp van Maastricht. Maar door zijn vriendschap met de Beekse ondernemer Demandt kon hij een vergunning bemachtigen om met zijn luxe woonwagen een standplaats in te nemen in een weilandje achter de Martinuskerk in Beek, aan de Stegen. In de woonwagen woonden het oudere echtpaar Franz-Rosel samen met zeven volwassen kinderen. De oudste zoon Mannela was getrouwd. Hij verliet zijn woonwagen, en ging met vrouw en twee jonge kinderen inwonen bij de ouders van zijn vrouw, in een klein huis in de Kloostersteeg in Beek.

Ondertussen hadden zigeuners een plaats gekregen in het racistische wereldbeeld van de nazi’s. Zij waren mensen van een minderwaardig ras. De jodenvervolging was grotendeels afgerond. Reichsführer-SS Heinrich Himmler vaardigde daarom het Auschwitz-Erlass uit, waarin hij opdracht gaf alle zigeuners over te brengen naar een speciale afdeling van het vernietigingskamp Auschwitz-Birkenau, het Zigeunerlager. Omdat niet op voorhand duidelijk was wie naar ras als zigeuner moest worden beschouwd, kregen burgemeesters en politiecommandanten op 15 mei 1944 opdracht een ‘bedektelijk onderzoek’ in te stellen. (Hier zou ook een citaat kunnen worden voorgelezen uit het geheime bericht aan de burgemeesters: “namens den Befehlhaber der SIPO draag ik u op, bedektelijk vóór 15 mei 1944 12 uu een opgave samen te stellen van alle leden der zigeunerfamilies, ook kinderen, die zich in Uw bewakingsgebied ophouden of wonen, ook in logementen en dergelijken.”) Zij moesten bepalen wie zigeuner was. Burgemeester August Regout van Beek inventariseerde tien zigeuners in zijn gemeente. Een dag later kwam het telegram, dat opdracht gaf de zigeuners te arresteren en over te brengen naar Westerbork.
Er vond in heel Nederland in de nacht van 16 mei een razzia plaats op zigeuners. Burgemeester Regout gelastte twee lokale politiemensen om de tien Beekse zigeuners te arresteren. Om vier uur in de nacht zetten die het weitje aan de Stegen af met een rol prikkeldraad Zij dwongen de negen uit hun slaap gestoorde mensen mee te gaan naar het politiebureau. Daar werden zij geregistreerd. Onder geleide van de twee politiemensen werden zij vervolgens per gewone lijnbus naar station Sittard gebracht. Van Sittard naar Zwolle zaten zij met hun bewakers in een gesloten wagon, die was gekoppeld achter een gewone personentrein. In Zwolle kwamen ook enkele andere zigeuners bij hen in de wagon, die werd losgekoppeld en aangehaakt aan een speciale trein naar Westerbork.

Een half uur na de arrestatie van het gezin in de woonwagen werd er op de deur gebonsd bij het huis waar zoon Mannela Franz verbleef. Zijn vrouw Agnes vertelde na de oorlog wat er toen gebeurde:

“We lagen in bed, en opeens werd er op de deur gebonsd. Echt gebonsd! Ze riepen zoiets als ‘Polizei!’ Mijn vader ging het eerst naar beneden, toen ik en mijn zus. Ik deed de deur open en daar stonden twee agenten. Toen zeiden ze direct: ‘Wij komen Joseph ophalen.’ Ik zeg: ‘moet hij wat meenemen?’ Hij mocht niks van levensmiddelen meenemen, alleen wat ondergoed. Ik wou ze aan de praat houden. Ik zei tegen mijn zus; ‘Ga hem even helpen daarboven. En toen knipoogde ik even naar haar wat ik bedoelde. Toen ging zij naar boven. Mijn vader had daar zo’n paardenlijn. Wij hadden paarden gehad. Boven hadden we een raampje. Daardoorheen heeft mijn zus mijn man laten zakken. Hij kwam terecht op een ander dak. Hij is er zo in zijn pyjama en op zijn sokken tussenuit gegaan. Hij had hier een vriend; Chris heette die. Die heeft hem over de Maas naar België geholpen.”

Mannela ging  met een geleende fiets en geleende kleren naar Roggel en vond daar de rest van de oorlog een veilige schuilplaats bij de eveneens ondergedoken oom van zijn vrouw, Frits Linke. Dat was heel bijzonder. Frits Linke werd zelf bedreigd met de dood. Hij had de Duitse nationaliteit en was na de Duitse inval ingelijfd in de Wehrmacht. Tijdens zijn eerste verlof in Beek was hij echter gedeserteerd en ondergedoken in Roggel, in een plaggenhut in de onherbergzame Peel. Een ter dood veroordeelde Duitser redde het leven van een eveneens ter dood veroordeelde zigeuner!

De negen andere leden van het gezin Franz werden, samen met 236 andere zigeuners op 19 mei vanuit Westerbork naar Auschwitz vervoerd. Onder hen was ook het meisje Settela Steinbach, geboren in Buchten. Van deze groep overleefden 31 jonge sterke jongens en meisjes de verschrikkingen van de kampen. Drie van de overlevenden waren leden van het gezin Franz. Maar een echte bevrijding was het voor hen niet. Zij moesten verder leven met het besef dat hun familie was uitgemoord. En ook de vooroorlogse discriminatie van mensen uit een woonwagen was niet ineens verleden tijd.

Beek was bevrijd. Beek vierde feest, maar voor velen met pijn in het hart.